Naar een vrijere markt: afrekenen met verborgen vormen van dwang

Dit artikel verscheen eerder op www.vrijspreker.nl

Heel veel mensen zien in dat de vrije markt een land welvarender maakt dan een bemoeizuchtige overheid. Toch bestaan er ook twijfels. Waarom heeft, ondanks jarenlange economische groei, een grote groep hardwerkende mensen nog steeds moeite om de eindjes aan elkaar te knopen en wat is hiervoor de juiste oplossing? Is de vrije markt te ver doorgeschoten, of is de markt juist nog niet vrij genoeg?

Rond 1980 maakte Milton Friedman in zijn boek en gelijknamige documentaire Free to Choose duidelijk dat de vrije markt niet alleen gunstig is voor fabrieksdirecteuren. Ook de mensen die in die fabriek het werk doen zijn normaal gesproken niet beter af als de overheid zich bemoeizuchtig gedraagt. Zijn duidelijkste voorbeeld is dat van de mensen die een communistisch land ontvluchten op zoek naar een beter bestaan in een land met een “vrije markt” . Deze mensen stemmen volgens hem met hun voeten. Mensen die in staat zijn om hun eigen afwegingen te maken, kiezen ervoor om het beste uit zichzelf te halen. Daarmee maken ze niet alleen zichzelf rijker, maar ook anderen. Als mensen handel met elkaar drijven op basis van wederzijdse instemming, worden immers beide partijen beter van de deal, anders zouden ze niet instemmen. Een deal verbieden maakt daarom in principe min of meer per definitie we wereld minder welvarend en twee individuen minder gelukkig.

Grofweg deze visie dragen veel liefhebbers van de vrije markt uit. Hoewel er weinig in te brengen valt tegen het uitgangspunt dat instemming goed is en dwang slecht, bestaan er enkele problemen die de huidige vorm van de vrije markt lastig op kan lossen. Dit leidt ertoe dat veel mensen hun geloof in de vrije markt verliezen. Wie al jarenlang hard op zoek is naar een huis om een gezin te stichten, gelooft niet meer in het huidige systeem. Datzelfde geldt voor mensen die al jarenlang hard werken en toch nauwelijks in staat zij om te sparen voor leuke dingen. En voor mensen die eigenlijk wat leuks zouden willen doen met hun leven, maar hun vaste baan niet op durven te geven omdat een leven zonder vast inkomen eng lijkt. Moeten deze mensen strijden tegen de vrije markt, of kunnen ze beter strijden voor een betere vrije markt?

Laten we eens schetsen waaraan veel mensen denken bij het begrip “vrije markt”. Als de markt vrij is, kunnen bedrijven hun gang gaan. De vrije markt wordt dan ook geassocieerd met grote bedrijven die de dienst uitmaken, milieuvervuiling en het recht van de sterkste. Redelijk wat mensen zien in dat er ook voor zzp-ers en kleinere bedrijven kansen bestaan in het geval van een vrije markt. In het gunstigste geval kunnen de gewone mensen hier een klein beetje van profiteren. Een kloof tussen arm en rijk wordt door velen als een onvermijdelijk gevolg van de vrije markt beschouwd. De belangrijkste reden om de vrije markt niet af te schaffen is voor veel mensen het idee dat het alternatief nog slechter is: de vrije markt is kak, maar we willen ook liever niet in Noord-Korea wonen.

Laten we eens in iets meer detail kijken naar de betekenis van een vrije markt, of meer algemeen naar het begrip vrijheid. Vrijheid houdt in dat mensen mogen doen waar ze zin in hebben, zolang ze een ander hiermee niet schaden. Het tegenovergestelde van vrijheid is dwang. Dwang houdt in dat er iets gebeurt waar een van beide partijen het niet mee eens is. In de eerste plaats denken we hierbij mogelijk aan misdaad of huiselijk geweld. De belangrijkste gebruiker van dwang is echter de overheid. Je zou een overheid kunnen zien als een aanbieder van allerlei diensten die soms best wel nuttig zijn. De overheid haalt je vuilnis op en je kunt er aangifte doen als iemand bij je heeft ingebroken. Wat de overheid echter uniek maakt is het feit dat je verplicht bent om deze diensten af te nemen. De overheid dwingt ons om belasting te betalen en ons aan al haar wetten te houden. Dat hoeft niet per definitie immoreel te zijn, maar het is goed als we ons beseffen dat een overheid zonder dwang geen overheid zou zijn maar een gewoon bedrijf. En gewone bedrijven doen zaken op basis van instemming: als het bedrijf of de klant niet instemt, gaat een deal niet door.

Samenwerking maakt ons welvarend. Als ik alleen op aarde was, zou ik in een hut van takken wonen, of misschien was ik al lang dood. Gelukkig bestaan er andere mensen om mee samen te werken. Dankzij technologische vooruitgang kan een voldoende omvangrijke groep van vrije mensen die met elkaar samenwerken een redelijk welvarend bestaan leiden. Samenwerking kan grofweg op drie manieren georganiseerd worden: op basis van vrijwilligheid (geven), op basis van wederzijdse instemming (handel) en op basis van dwang. De eerste twee zijn soms lastig uit elkaar te houden: is er werkelijk sprake van geven als vrienden elkaar helpen, of is het misschien toch een vorm van handel? En hoe zit dat als twee mensen samenwonen zonder een contract? De derde vorm lijkt eenvoudiger te onderscheiden. Als er iemand heel hard “nee” roept, en het gebeurt toch, is er sprake van dwang. Mensen die ervan overtuigd zijn dat een vrije markt niet werkt, bedoelen daarmee per definitie dat ze verlangen naar dwang. Want dat is het enige alternatief. Als het resultaat van samenwerking op basis van vrijwilligheid en/of wederzijdse instemming tegenvalt, is het enige alternatief dwang.

Op dit moment mopperen aardig wat mensen over de vrije markt. De problemen van deze tijd zouden zijn ontstaan doordat er teveel sprake is van een vrije markt. We kunnen ons echter afvragen of er op dit moment wel werkelijk is van samenwerking tussen mensen op basis van vrijwilligheid of wederzijdse instemming. Er bestaan enkele vormen van dwang die door liefhebbers van de vrije markt nog wel eens over het hoofd worden gezien. Voordat ik deze bespreek, zal ik een voorbeeld bespreken: de kledingfabriek in Bangladesh.

Wie een broek wil kopen, kan naar een kledingwinkel gaan. Een broek kost daar rond de €50,-. De winkelketen heeft de broek voor €5,- gekocht in Bangladesh. Mensen die daar werken, verdienen heel weinig en werken onder gevaarlijke omstandigheden. Moeten we het importeren van kleding daarom verbieden, d.w.z. is dwang de juiste oplossing? Mensen die in de fabriek werken zijn normaal gesproken niet in letterlijke zin slaven. Deze baan lijkt hun beste optie om te overleven. De fabriek sluiten betekent dat ze op zoek zullen moeten naar een nog iets minder aantrekkelijk alternatief. Als er een aantrekkelijker alternatief had bestaan, waren ze immers niet in de fabriek gaan werken. Die alternatieven, daar gaat het om als we geloven in een werkelijk vrije markt als de oplossing voor veel problemen. Daarover nadenken levert enkele interessante inzichten op van vrijwillige versus gedwongen samenwerking. Ten eerste kan het leven in een fabriek nog zwaarder zijn dan een leven als kleine boer. Het kan dan ook in het belang zijn van fabriekseigenaren dat mensen niet kunnen beschikken over land. Wie over land kan beschikken, kan kiezen tussen een bestaan als kleine boer of als fabrieksarbeider. Als het werk in de fabriek niet aantrekkelijk genoeg is, zou er een alternatief zijn: boer worden. Ook voor andere alternatieven, zoals voor het zelfstandig kleding produceren is, hoewel in beperktere mate, land nodig. Een werkplaatsje moet ergens staan. De huidige realiteit is dat het voor de meeste mensen erg lastig is om over land te beschikken, en daarmee is dit alternatief nauwelijks beschikbaar. Dit is een eerste vorm van dwang. Mensen kiezen er niet voor om in een fabriek te werken, ze hebben geen alternatief.

Een fabriek kan natuurlijk veel efficiënter zijn dan een werkplaats van een individuele kleermaker. Grondstoffen kunnen efficiënt worden ingekocht, processen kunnen worden gestroomlijnd, enzovoort. Toch zit er wel een erg groot gat tussen de prijs die ik voor mijn broek betaal en het loon van de fabrieksarbeider. Als ik een zelfstandige kleermaker in Bangladesh €10,- zou betalen voor een broek, sprong deze een gat in de lucht. Misschien kost het transport als we het niet zo efficiënt organiseren nog €20,-. Nog steeds een prima deal voor beide partijen. Waarom bestaat dit nog niet? Ook dit heeft met vormen van dwang te maken. Regelgeving om producten veilig te maken is natuurlijk goed bedoeld. Wie op de website van de Kamer van Koophandel kijkt, ziet echter waar dit toe leidt. Om kleding te mogen importeren, moet het aan een waslijst aan eisen voldoen. Grote winkelketens zijn in staat om zich hierin te verdiepen. En misschien vinden ze deze regelgeving zelfs wel prettig, omdat het voorkomt dat er al teveel concurrentie ontstaat. Ook complexe regels kunnen een kleermaker dus in feite dwingen om in een fabriek te werken. Regels kunnen ook door een ander mechanisme gewone mensen benadelen ten opzichte van grote bedrijven: wie groot is wordt sneller serieus genomen door de overheid. Als een groot bedrijf opbelt naar de overheid, leidt dat er misschien toe dat regels worden aangepast. Grote bedrijven kunnen bovendien lobbyisten inhuren. Een individuele kleermaker is daar niet toe in staat. En als hij opbelt naar onze overheid, lukt het hem niet om de wet aan te laten passen.

Maak ik hier bezwaar tegen samenwerking? Samenwerking is toch iets moois? Waarom dan pleiten voor kleermakers die massaal eenmanszaken beginnen? Het gaat om het soms subtiele verschil tussen een situatie waarin partijen werkelijk op basis van instemming met elkaar samenwerken en een waarin mensen in feite gedwongen worden om met een ander samen te werken. Uitbuiting kan met name ontstaan als de werknemer niet de optie heeft om af te zien van samenwerking. Laten we eens uit gaan van een werkelijk vrije markt waarin kleermakers in hun eigen kleine werkplaats broeken maken. Natuurlijk liggen allerlei vormen van samenwerking voor de hand. Samen een Nederlandse webshop opzetten, samen materialen inkopen, samen een werkplaats huren, samen het transport regelen. En misschien liggen ook andere bedrijfsvormen voor de hand. Misschien kan een bedrijf wel efficienter als een ondernemer gewoon een loods, machines en grondstoffen huurt en personeel in dienst neemt. Echter, als er werkelijk sprake is van vrijwillige samenwerking, heeft de werknemer de keuze om wel of niet samen te werken. En dat bevrijdt hem van loonslavernij. Als de arbeidsvoorwaarden niet in orde zijn, kan hij voor zichzelf beginnen, zonder onnodige (juridische) hobbels. In een werkelijk vrije markt hoeven grote bedrijven dan ook zeker niet te verdwijnen. Mensen worden echter niet meer gedwongen om zaken te doen met grote bedrijven.

Deze manier van denken over de vrije markt en dwang is zeker niet nieuw. Benjamin Tucker besprak in 1888 in zijn “State Socialism and Anarchism” al vier vormen van monopolie die ervoor zorgen dat markten vaak niet werkelijk vrij zijn. Charles Johnson is een van de auteurs die hierop voortbouwt.

Ik bespreek hier kort de belangrijkste verdekte vormen van dwang.

  • Land-monopolie. Dat handel in grond moet plaatsvinden op basis van instemming lijkt logisch. Dwang is bijna nooit een goed idee. Toch is vrije handel hier in bepaalde opzichten problematisch. De aarde in haar natuurlijke toestand is niet door mensen gemaakt, maar slechts in bezit genomen. Een eigen stukje grond om te wonen, voedsel te verbouwen of een bedrijfje te vestigen is onmisbaar, en daarom lijkt kritiek op het huidige concept van grondeigendom al snel gevaarlijk. Toch is er een probleem. Als de aarde niet door iemand gemaakt is, bestaat er ook geen goede reden waarom sommige mensen er wel over mogen beschikken en anderen niet. (De overheid heeft dit probleem niet kleiner maar juist groter gemaakt door sommige individuen en bedrijven te helpen om tegen gunstige voorwaarden aan grote hoeveelheden grond te komen.) Als iemand als eerste aanspoelt op een onbewoond eiland, gaan we er op dit moment van uit dat hij het eiland in bezit kan nemen. Een tweede persoon die een week later aanspoelt, heeft pech gehad: hij zal zijn hele leven huur moeten betalen aan de ontdekker van het eiland. We zijn eraan gewend om op deze manier naar grondbezit te kijken. Geo-libertariërs kijken hier anders naar: er bestaat geen geldig argument waarom de tweede persoon minder recht heeft op zijn plek op aarde dan de eerste. Misschien is hij de eerste persoon dank of zelfs geld verschuldigd omdat deze al druk bezig is geweest met het verwijderen van onkruid. Maar het klopt niet dat de eerst-aangespoelde een torenhoge huur kan vragen voor een klein stukje van het eiland. Land-monopolie kan leiden tot een vorm van onderdrukking. Ook John Locke, die beschreef hoe we eigenaar kunnen worden van land door het te bewerken, voelde dit al aankomen en formuleerde de “Lockean Proviso”. Grond in bezit nemen mag enkel als er evenveel even goede grond overblijft voor de anderen. Iets vergelijkbaars geldt voor onze huidige samenleving. Natuurlijk hebben mensen die een huis of grond bezitten ooit hard gewerkt om dit te kunnen betalen. Dat zijn belangen die we zeker niet kunnen negeren. Echter, door vast te houden aan het huidige stelsel kunnen mensen die nog geen grond bezitten worden onderdrukt. Wie niet over zijn plek op aarde kan beschikken, is in feite niet vrij. Een vrij mens zou moeten kunnen beschikken over zijn plek op aarde, zonder daarvoor te betalen. Er bestaan relatief eenvoudige oplossingen die dit mogelijk kunnen maken, zoals de hoofdelijk verdeelde grondwaardebelasting. (Deze is nadrukkelijk niet bedoeld om een overheid te financieren, maar enkel om iedereen in staat te stellen om over zijn plek op aarde te beschikken.) In dit artikel bespreek ik deze niet in meer detail.
  • Intellectueel eigendom. Sommige mensen denken bij intellectueel eigendom aan een hardwerkende uitvinder of kunstenaar die beschermd wordt tegen een boef zijn uitvinding of kunstwerk namaakt en daar rijk van wordt. Natuurlijk bestaan er argumenten voor intellectueel eigendom, maar het is belangrijk om ook de gevaren ervan in te zien. In een wereld vol patenten zijn we minder vrij. Onze video wordt verwijderd van Youtube zodra er ergens op de achtergrond een radio aan staat. We kunnen onze eigen zaden niet meer telen omdat een overheid of bedrijf claimt het alleenrecht te hebben op enkele van de genen. Intellectueel eigendom kan mensen dus onnodig afhankelijk maken.
  • Onderdrukking door regelgeving die enkel gunstig is voor mensen met invloed. Diploma-eisen, vergunningen, op maat gemaakte regelgeving voor bedrijven met een goede band met de overheid. Een bedrijf voor iets inhuren in vaak duur. Dat levert kansen op voor handige mensen. Die kunnen redelijk wat geld verdienen door een klus te doen voor een wat lagere prijs. In een vrije wereld kunnen klanten kiezen tussen een wat duurder gerenomeerd bedrijf of een wat (of veel) goedkopere maar misschien niet altijd betrouwbare zelfstandige. Elke klant kan zijn eigen afweging maken. Zodra de overheid de mensheid wil beschermen tegen prutsers bestaat het gevaar dat het maken van deze afweging niet meer mogelijk is. Voor de klant betekent dit dat er geen mogelijkheden meer zijn om de klus voor een gunstigere prijs uit te laten voeren. Voor de zelfstandige betekent dit dat hij mogelijk een aanzienlijk deel van zijn winst moet besteden aan het behalen van papiertjes. Dat kan een reden zijn om het op te geven en toch maar weer in loondienst te gaan werken. Grote bedrijven vinden dit soort eisen fijn, want ze houden niet van zelfstandigen en kleine bedrijfjes die een klus voor een lagere prijs kunnen klaren.
  • Onderdrukking door regelgeving die complex is en daardoor lastig is voor kleinere bedrijven of individuen. Grote bedrijven hebben een juridische afdeling die wel raad weet met allerlei vraagstukken. En ze kunnen met weinig moeite een paar mensen vrijmaken die allerlei soorten kantoorwerk verrichten dat nodig is om aan de regels te voldoen. Een kleiner bedrijf is daar niet toe in staat.
  • Het geld-monopolie. Sommige bedrijven kunnen beschikken over een vergunning om geld in de omloop te brengen, anderen niet. Mensen worden gedwongen om gebruik te maken van een bepaald ruilmiddel. Dit maakt ze een speelbal van de grillen van (centrale) banken. Wie een normale spaarrekening gebruikt heeft bijvoorbeeld veel last van een overheid die inflatie opwekt. Overstappen naar een ander ruilmiddel en je salaris laten uitbetalen in bitcoins of goud juicht de overheid niet toe.
  • Handelsbelemmeringen. Nog steeds geloven sommige politici in protectionisme. Tsja…

Kunnen we zomaar alle regels opheffen om de markt te bevrijden? Dat is misschien te kort door de bocht. Maar het is enorm belangrijk dat we het onderdrukkende effect van deze vormen van dwang niet onderschatten. Goedbedoelde regels benadelen vaker dan we misschien beseffen kleinere bedrijven ten opzichte van grotere bedrijven. Wie niet over zijn plek op aarde kan beschikken, is in feite een slaaf van de bezitters van de aarde. En wie door ongunstige of complexe regels niet in staat is om als eigen baas te werken, wordt daarmee in feite loonslaaf.

Traditionele liefhebbers van de vrije markt kunnen op verschillende manieren reageren op deze constatering. Ik ga ervan uit dat velen de neiging zullen hebben om “de bevrijde markt” te beschouwen als een raar, heel erg links idee. Die maffe linkse mensen die overal maar vormen van onderdrukking in zien… Dat is echter zeker niet de bedoeling van dit artikel. De vrije markt staat onder druk. Door diverse taaie problemen hebben grote groepen mensen steeds meer kritiek op de vrije markt.  Deze mensen zien een overheid die de regie neemt als oplossing. Ze geloven dus in feite in dwang als oplossing van de problemen van deze tijd. Wij, liefhebbers van de vrije markt, beseffen dat dit tot allerlei problemen gaat leiden. Niet het afschaffen van de vrije markt, maar juist het wegnemen van enkele subtiele barrières waardoor er op dit moment geen sprake is van een werkelijk vrije markt zou ons in staat stellen om de wereldproblemen op te lossen. Dat is een boodschap die we samen uit moeten dragen. Steeds meer regels verzinnen om de markt te temmen gaat de wereld niet mooier maken. Afrekenen met de overgebleven vormen van dwang wel.

One Comment

Add a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *